B.ruis
Nooit meer bruis ?
De ongenadige klap scheurde,
brak,
verwoestte.
Hij smakte intern zo hard
dat bruis, ruis werd.
Sedert huist ruis in haar.
Ruis blijft,
als een trouwe metgezel
ongeacht de jaren aan tijd.
Ruis werd onaangekondigd iemand in haar.
Iemand waaraan ze gewoon moet raken.
Als is hij een ratelende betonmolen onder haar slaapkamerraam.
Het gesteente, een massief blok beton,
dat ze meesleept.
Het leven leert haar dat
bruis niet zonder ruis kan
en ruis niet zonder bruis.
Ze kolken en stuwen hartstochtelijk in elkaar over.
Geluk en ongeluk.
Ontmoeting en afscheid.
Leven en dood.
De wals tussen licht en diep donker.
De beproeving kleeft op haar huid.