Ze wil terug.
Terug naar de tijd
dat de huishoud-machientjes
nog huis* hielden.
De tijd van de koffiezet die morde.
Zijn zwarte goud liet sputteren.
De tijd dat de frigo even stopte
om erna terug te ruttelen*.
De tijd dat men eigen konijn vilde
en bokalen steriliseerde voor de pruimen.
De tijd van vuil afgeveegde handen
aan voorbind schorten.
De tijd van tobben en duiventillen.
Van kotje na kotje en tuinhuisjes op een zigzag rij.
Van zijn vluchtroute volière
en haar route naar de breiclub.
Van schietgebedjes,
ketchup uit glazen flessen,
taaie koteletten en schorseneren,
die nog geen vergeten groente waren.
De tijd van klompen, stoffen zakdoeken en
God zegene u en bewaart u.
Van hart-kijk-uitjes in piepende toiletdeuren
en het stinkende zwarte gat.
Van ingelegde augurken en komkommertijd.
Van ladders in de nylonkousen en gestopte wollen sokken.
De tijd zonder omver gevallen statussen
of al kunnen tellen en rekenen in de kleuterklas.
De tijd dat de aardappelschillen de gedrukte inkt op
Het laatste nieuws deed verbloemen.
De tijd,
waarin er nog echt tijd genomen werd
voor elkaar.
Ze wil terug.